De bundel is een schop onder de kont. Voor de duur van de lectuur volgen we een lyrisch ik dat kijkt naar de wereld om zich heen en er een vorm aan probeert te geven. Geen vorm die vertrekt van tegenstellingen, maar een vorm die daartussen ligt: in de witregels, in de grijze zones, in het niemandsland tussen links en rechts, man of vrouw, wit of zwart. Op die manier probeert hij samen met de lezer de grenzen af te tasten van valse concepten in de taal. Er is geen betere manier om dat te doen dan via verhalen, of via de poëzie.

De mens is een werkwoord dat je kunt vervoegen, meent Hurenkamp. Er is een gedeelde betekenis, die in de stam van het werkwoord schuilt, maar tegelijk zijn er immens veel mogelijkheden: meervouden, enkelvouden, verleden tijden – die zich allemaal verhouden tot één gemeenschappelijke basis. De schop onder de kont van de lezer is ook: kijk vooruit, maar het kan leerzaam zijn om soms eens om te draaien en te kijken naar wat je met anderen deelt.

Daarvoor gebruikt Hurenkamp religieuze teksten en mythologie – onder meer over het ontstaan van de wereld en de apocalyps – om een alternatieve samenleving te verbeelden. Sommige mensen zijn bang voor het einde van de wereld, maar eigenlijk zijn ze bang voor het einde van de mens – en het einde van de mens zal misschien niet het einde van de wereld zijn. Wat ligt daar voorbij? Voor hem is het geen doemdenken, maar net een vorm van optimisme: met de wereld komt het wel goed.

Die toekomstgerichtheid in zijn werk combineert hij met de blik achterom. Wanneer je in de wereld wordt geworpen, bestaan er al zoveel dingen, bestaat er al zoveel taal – waarom zou je dat allemaal weggooien? Niet elke generatie hoeft telkens weer het wiel uit te vinden. Geschiedenis is er om te recyclen.

De maatschappelijke thema’s koppelt hij aan zijn persoonlijke zoektocht om een vorm en een plaats te vinden ten opzichte van anderen en de buitenwereld. Waar zijn vroege poëzie vooral in zichzelf gekeerd bleef, is zijn werk nu veel opener. Hij beschouwt de poëzie als een ideaal middel om patronen te doorbreken, en anders na te denken over wat ons omringt. De meerstemmigheid maakt de poëzie per definitie politiek. Tegelijk wordt ze door die meerstemmigheid een speeltuin. Als kind was Hurenkamp een fantast, hij bracht uren en uren door in zijn eigen verbeelding. En al die verschillende verhalen, die werden allemaal écht, ze gaven zijn leven zin. ‘Nu we er toch zijn’ is van een diepzinnigheid en een lichtheid die het bestaan zelf samenvatten en overstijgen. Laten we er dus het beste van maken, nu we er toch zijn.

Hans Depelchin

 

Type
Nieuws
Datum
25.09.2024