De auteur beschikt over exclusieve rechten en het komt hem toe om toestemming te geven voor elke exploitatiewijze van zijn werk.
Teneinde een soort evenwicht in te bouwen tussen de rechten van de gebruiker en de rechten van de auteur werden bepaalde uitzonderingen voorzien in de auteurswet: een limitatief omschreven aantal handelingen kunnen gesteld worden zonder voorafgaandelijk de toestemming te vragen aan de auteur.
Boek XI van het Wetboek Economisch Recht voorziet een gesloten systeem van uitzonderingen. Enkel de uitzonderingen die uitdrukkelijk voorzien zijn in de auteurswet kunnen ingeroepen worden door de gebruikers zonder eerst de toestemming te vragen aan de auteurs.
De uitzonderingen moeten restrictief geïnterpreteerd worden. Ook door het Hof van Justitie van de EU is meermaals bevestigd dat de beperkingen en uitzonderingen op het auteursrecht “eng moeten worden uitgelegd”. Maar tegelijk moet er wel voor gezorgd worden dat “de nuttige werking van de vastgestelde beperking wordt beschermd en het doel ervan wordt geëerbiedigd”.
Verder bepaalt de wet dat de uitzonderingen van dwingend recht zijn, wat betekent dat men hier contractueel niet kan van afwijken.
De uitzonderingen zullen steeds de driestappentoets (de zogenaamde driestappentoets was reeds terug te vinden in artikel 9, lid 2 van de Berner Conventie van 9 september 1886 en artikel 13 van de TRIPS overeenkomst van 15 april 1994) moeten doorstaan. Artikel 5.5. van de Europese richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij bepaalt dat de uitzonderingen:
- In bijzondere gevallen mogen worden toegepast
- Mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal
- En de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad. Deze driestappentoets moet voor ogen worden gehouden bij de bespreking van de uitzonderingen. De driestappentoets werd niet letterlijk opgenomen in de Belgische auteurswet maar de uitzonderingen moeten deze test wel doorstaan.
De uitzonderingen:
- Citaatrecht
- Bloemlezing voor het onderwijs
- Tijdelijke / technische reproductiehandelingen
- Het informatief citaatrecht
- Occassionele achtergrondinformatie
- Kosteloze privé-uitvoering in familiekring of in het kader van schoolactiviteiten
- Kopierechten (reprografie)
- Reproductie ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek naar andere dan papieren drager
- Mededeling voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek via gesloten netwerken
- Privékopie of thuiskopie
- Karikatuur, parodie en pastiche
- Kosteloze uitvoeringen op een publiek examen
- Reproductie door bibliotheken, archieven, instellingen of musea
- Tijdelijke opnamen door omroeporganisaties
- Reproductie en mededeling voor gehandicapten
- Reproductie en mededeling voor reclamedoeleinden
- Reproductie van uitzendingen voor gevangenissen, ziekenhuizen en instellingen
- Uitzonderingen voor databanken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek
- Openbare uitlening
- Reproductie en mededeling van werken die permanent in openbare plaatsen worden geplaatst (panoramavrijheid)
Citaatrecht
Er is geen toestemming van de auteur vereist voor citaten indien aan de volgende, cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
- Citeren kan enkel uit werken die op geoorloofde wijze openbaar zijn gemaakt
- Het citeren moet geschieden overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken (hangt af van geval tot geval)
- Met welbepaalde doeleinden: met het oog op kritiek, polemiek, recensie, onderwijs of in het kader van wetenschappelijk onderzoek
- Bronvermelding en aanduiding van de naam van de auteur is verplicht, tenzij dit niet mogelijk blijkt
Er kan geciteerd worden uit alle mogelijke werken: literaire, audiovisuele, grafische of plastische werken.
Er is geen beperking van omvang maar het citeren moet wel gebeuren overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, wat betekent dat het citaat best niet te lang is. Het moet niet per se om een korte aanhaling gaan, langere stukken uit een werk overnemen kan, maar enkel in de mate dat het beoogde doel zulks wettigt. Zo is een integrale reproductie van een werk van plastische kunst (beeldhouwwerken, schilderijen, foto’s, architecturale werken) toegestaan.
Daarnaast moet het citaat worden ingekaderd in een geheel. Het citaat moet met andere woorden noodzakelijk zijn voor het welbepaalde doel en mag niet louter dienen ter opsmuk van het eigen werk.
Wanneer men bij het citeren niet aan voormelde voorwaarden voldoet, heeft men de uitdrukkelijke toestemming nodig van de auteur in kwestie. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer men een citaat gebruikt in het kader van reclame.
Bloemlezing voor het onderwijs
Een bloemlezing is een verzameling van uittreksels (geen integrale werken) uit het werk van één of meer auteurs, waarbij het samenbrengen van deze uittreksels gebeurt vanuit een weloverwogen (wetenschappelijke) methode, structuur of opvatting. Voor bloemlezingen die bestemd zijn voor het onderwijs dat niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreeft, is de toestemming van de auteur enkel vereist als de auteur nog in leven is.
Indien de auteur overleden is, is geen toestemming meer vereist van rechthebbenden, indien de morele rechten van de auteur gerespecteerd worden en indien er een billijke vergoeding wordt betaald aan de rechthebbenden.
Voor bloemlezingen die niet bestemd zijn voor het onderwijs is altijd de toestemming vereist van de auteur of de rechthebbenden.
Tijdelijke / technische reproductiehandelingen
Deze uitzondering is sinds mei 2005 nieuw in de Belgische wet en is een omzetting van artikel 5 lid 1 van de Europese Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij. Voormeld artikel betreft de enige uitzondering die de lidstaten verplicht in hun nationale wetgeving moesten opnemen.
Het betreft reproducties die zich binnen computers, netwerken of ander apparatuur kunnen voordoen en die een louter functionele betekenis hebben. Zonder deze beperking zou reeds het functioneren en het normaal gebruik van apparatuur onder het auteursrecht vallen.
Aangezien er in de digitale context heel wat tijdelijke reproductiehandelingen worden verricht (bv. het opladen in het RAM-geheugen van een PC om een gedigitaliseerd werk te kunnen gebruiken) wordt een verplichte uitzondering voorzien voor tijdelijke reproductiehandelingen.
De auteur kan zich niet meer verzetten tegen tijdelijke reproductiehandelingen van voorbijgaande of bijkomstige aard die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel: de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of een rechtmatig gebruik van een beschermd werk, waarbij die handelingen geen economische waarde bezitten. Onder ’rechtmatig gebruik’ moet in de eerste plaats het eindgebruik, het consumeren (het lezen, beluisteren, browsen) van beschermd materiaal worden begrepen. In een digitale omgeving gaat dit consumeren dikwijls met tijdelijke kopieerhandelingen gepaard. Deze handelingen moeten van het reproductierecht worden uitgezonderd indien het beoogde gebruik ’rechtmatig’ is.
Het informatief citaatrecht
Het is mogelijk om zonder toestemming van de auteur korte fragmenten uit werken of bij beeldende kunst integrale werken te laten zien of te laten horen met het oog op informatie en in een verslag over actuele gebeurtenissen. Bijvoorbeeld een verslag over de onthulling van een standbeeld, vernissage van een tentoonstelling of achtergrondmuziek bij de aankomst van een belangrijk persoon.
Wanneer je een beroep wil doen op deze uitzondering, moet dit uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd zijn. Bovendien moet de bron en de naam van de auteur vermeld worden, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Occasionele achtergrondinformatie
Er is geen toestemming vereist voor de reproductie of de mededeling aan het publiek van een werk tentoongesteld in een voor het publiek toegankelijke plaats, wanneer het doel van de reproductie of mededeling niet het werk zelf is. Het betreft hier een toevallige en zeer bijkomstige publieke mededeling. Bijvoorbeeld een familiefoto met op de achtergrond een standbeeld of achtergrondmuziek in een reportage over dancings.
De uitzondering geldt niet meer van zodra men gaat focussen op een bepaald beschermd werk en dit als aandachtspunt van de foto, reportage, etc . naar voor brengt. In dit geval moet toestemming worden gevraagd.
Een postkaart met een algemeen stadszicht van Brussel valt onder het toepassingsgebied van deze uitzondering, maar wanneer men een postkaart wil maken van het Atomium, zal men de toestemming moeten vragen aan de rechthebbenden. Zo is de afbeelding van het beeldhouwwerk ‘La mer’ van George Grard (beter gekend als ‘Dikke Mathilde’) op bieretiketjes en bierviltjes geen incidenteel of toevallig gebruik en kan men zich niet op de uitzondering van publieke monumenten beroepen.
Kosteloze privé-uitvoering in familiekring of in het kader van schoolactiviteiten
Er is geen toestemming vereist wanneer de uitvoering kosteloos plaatsvindt in familiekring. Om een beroep te doen op de uitzondering moet voldaan zijn aan de hiernavolgende voorwaarden:
- Het moet gaan om een uitvoering: een exploitatie in niet tastbare vorm. Bijvoorbeeld het opvoeren van een toneelstuk, muziek draaien op een fuif, het vertonen van een film.
- Kosteloos: de toegang moet gratis zijn.
- De mededeling moet in familiekring plaats vinden. Personen waartussen een band bestaat, die gelijk gesteld kan worden met een familiale band, vallen ook onder dit criterium (meer uitleg hierover vind je bij Wat zijn vermogensrechten?).
Bovenstaande voorwaarden zijn cumulatief, wat betekent dat ze alle drie samen moeten vervuld zijn. Wanneer de uitvoering kosteloos plaatsvindt in het kader van schoolactiviteiten, die zowel binnen als buiten de gebouwen van de onderwijsinstelling kan plaatsvinden, is de toestemming evenmin vereist. Voor de omschrijving van schoolactiviteiten kan worden verwezen naar de gelijkaardige bepaling bij de naburige rechten (artikel XI.217, 3° WER, vroeger artikel 46, 3° AW).
Schoolactiviteiten omvatten op grond van het KB inzake de billijke vergoeding voor de naburige rechten: “Activiteiten van onderwijs en van opleiding, inzonderheid op het stuk van tewerkstelling, beroepsopleiding en socio-professionele integratie. De schoolactiviteit wordt niet gedefinieerd ten opzichte van een bepaald type van instelling. Het kan gaan om een al dan niet gesubsidieerde openbare of private onderwijsinstelling die al dan niet een diploma uitreikt, al dan niet tot de verenigingssector behoort en al dan niet gericht is op tewerkstelling, alsook om enig ander type van instelling of voorziening, zulk op voorwaarde dat daadwerkelijk onderwijs wordt verstrekt.” (KB van 8 november 2001 houdende de algemeen bindend verklaring van de beslissing van 5 november 2001 inzake de billijke vergoeding verschuldigd voor de mededeling van fonogrammen in polyvalente zalen, jeugdhuizen en culturele centra evenals bij gelegenheid van tijdelijke activiteiten binnen en buiten, genomen door de commissie bedoeld in artikel XI.123 WER, vroeger artikel 42 AW.
Het gebruik van een powerpointpresentatie met illustraties uit beschermde werken aan een hogeschool zal onder de uitzondering voor schoolactiviteiten vallen (zie voorbereidende werken, parl. st., kamer, 2003-2004, nr. 51-1137/013, 32-33). Een vereniging van uitgevers die een studiedag organiseert en dezelfde illustraties wenst te gebruiken, valt niet onder het begrip schoolactiviteiten en zal toestemming moeten vragen.
Kopierechten (reprografie)
De toestemming van de auteur en/of uitgever is niet vereist voor het kopiëren voor privégebruik, intern gebruik binnen een onderneming of organisatie of voor didactisch gebruik en wetenschappelijk onderzoek op voorwaarde dat:
- Het gaat om werken die op geoorloofde wijze zijn bekend gemaakt;
- Het gaat om werken die op een grafische of soortgelijke drager zijn vastgelegd;
- De kopie bedoeld is voor privégebruik of wetenschappelijke/didactische doeleinden;
- De kopie geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk.
Artikelen en werken van beeldende kunst mogen volledig worden gekopieerd en uit andere werken zoals boeken en muziekpartituren mogen korte fragmenten worden gekopieerd. Bijvoorbeeld een persoverzicht binnen de onderneming, een kopie van een schilderij ter illustratie van de les esthetica, …
In ruil voor deze uitzondering moet een vergoeding worden betaald. Dit is het principe van de wettelijke licentie. Deze materie wordt geregeld in de auteurswet en in het KB van 30 oktober 1997. De auteurswet en het KB over de reprografie voorzien twee soorten vergoedingen:
- Forfaitaire vergoedingen op apparaten;
- Evenredige vergoedingen per kopie. De vergoeding wordt geïnd door Reprobel, die de vergoeding zal verdelen onder de auteurs en uitgevers (elk 50 %). Zie op http://www.reprobel.be voor uitgebreide informatie hieromtrent.
Volgens de nieuwe regeling van artikel XI. 190, 5° WER is het niet meer de drager van het te kopiëren werk (werken die op een grafische of soortgelijke drager zijn vastgelegd) maar wel de drager van de kopie die doorslaggevend is (op papier of soortgelijke drager). Niet de aard van de oorspronkelijke drager (op papier), maar de aard van de bestemming waarop de kopie wordt vastgelegd (naar papier) is voortaan het criterium.
Het kopiëren van werken, ook digitale werken, naar een papieren drager wordt dan toegelaten. Bijvoorbeeld het uitprinten van een tekst die wordt gedownload van een website en het kopiëren van een hoofdstuk van een boek via een kopieermachine. Korte fragmenten uit bladmuziek (muziekpartituren) kunnen zonder toestemming van de rechthebbenden worden gekopieerd ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek. Wanneer men voor privégebruik een kopie wil maken van (een kort fragment van) bladmuziek, zal steeds de toestemming vereist zijn van de rechthebbenden want bladmuziek zal niet meer onder de uitzondering van reprografie van privégebruik vallen.
Reproductie ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek naar andere dan papieren drager
De uitzondering ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek wordt hernomen, maar dit keer voor reproducties naar niet-papieren dragers. Bijvoorbeeld het inscannen van een artikel, het downloaden van het internet, … Deze uitzondering is op 27 mei 2005 in werking getreden. De vergoedingsregeling is echter nog steeds niet in werking getreden.
Mededeling voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek via gesloten netwerken
De mededeling van alle werken is toegestaan, wanneer deze mededeling wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en in de mate deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling.
Bovendien geldt deze uitzondering enkel voor mededelingen die uitgevoerd worden door de gesloten transmissienetwerken van de instellingen en in de mate geen afbreuk gedaan wordt aan de normale exploitatie van het werk en in de mate de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Het betreft hier de mededelingen van werken en prestaties via netwerken waarbij een voorafgaande toegangsidentificatie wordt gevraagd in het kader van bijvoorbeeld onderwijs op afstand. Dit kan concreet via een login gebeuren (gebruikersnaam en paswoord).
Privékopie of thuiskopie
De toestemming van de auteur is niet vereist voor de reproductie van geluidswerken en audiovisuele werken:
- Als deze reproductie in familiekring geschiedt;
- En bestemd is voor die familiekring. Bijvoorbeeld een tv-programma opnemen op video om dit vervolgens thuis te bekijken.
In ruil hiervoor moet een vergoeding betaald worden aan Auvibel, die het geld op haar beurt zal verdelen onder de auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten (elk 1/3de).
De wet van 22 mei 2005 wijzigt de bepalingen inzake de privékopie. Wanneer de nieuwe uitvoeringsbesluiten in werking zullen treden, wordt deze uitzondering uitgebreid naar alle werken (niet enkel geluids-en audiovisuele werken) op voorwaarde dat de kopie op een niet-papieren drager wordt opgeslagen (voor kopieën naar papieren drager geldt immers reeds de uitzondering van de reprografie – artikel XI.190, 5° WER (vroeger artikel 22, §1, 4° AW). Het inscannen van een document zal dan wel onder deze uitzondering vallen, net als het opslaan op een harde schijf of andere digitale drager van teksten op internet. Ook na deze wijziging van de uitzondering van de privékopie zal reproductie van mp3- of videobestanden mogelijk blijven, alsook het kopiëren van een muziek- of data-cd, zij het dat deze kopieën enkel voor gebruik in familiekring toegelaten zijn.
Op 23 december 2009 werd het Koninklijk Besluit van 17 december 2009 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Door juridische spitstechnologie werd hierdoor de uitzondering nog niet uitgebreid naar alle soorten werken. Enkele de tarieven werden aangepast. Op 1 februari 2010 zijn deze nieuwe tarieven in werking getreden. Vanaf nu is er ook een thuiskopie vergoeding op I-phone, I-pod, digicorders, enz.
Sinds het koninklijk besluit van 18 oktober 2013 wordt het toepassingsveld van deze vergoeding uitgebreid met tablets, smartphones, USB-sleutels, enz.
Wat de verdeling betreft, breidt het KB van 2013 de categorieën van begunstigden uit tot auteurs en uitgevers van werken van letterkunde en fotografische werken.
De nieuwe tarieven worden bepaald aan de hand van een forfaitair bedrag per eenheid. De percentages gelinkt aan de verkoopprijs van apparaten worden geschrapt.
Voor computers geldt nog steeds een nultarief!
De uitbreiding van de thuiskopievergoeding naar nieuwe producten heeft voor de traditionele producten geleid tot het vaststellen van een forfaitair bedrag met dikwijls een tariefverlaging als gevolg: bijvoorbeeld de DVD, de audio CD, de audiocasette, …
Wie deze vergoeding wil ontvangen, moet zich aansluiten bij een beheersvennootschap die lid is van Auvibel. Zie op www.auvibel.be voor uitgebreide informatie hieromtrent.
Karikatuur, parodie en pastiche
De auteurswet voorziet:
“Wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, kan de auteur zich niet verzetten tegen:
10° een karikatuur, een parodie of een pastiche, rekening houdend met de eerlijke gebruiken”
Door de parodie als uitzondering te erkennen op de vermogensrechten heeft de wetgever ook onvermijdelijk een zekere beperking ingebouwd op de morele rechten. Een parodie impliceert immers een zekere vervorming van het werk en conflicteert dus met het integriteitsrecht van de maker van het originele, geparodieerde werk.
Van een geoorloofde parodie was destijds volgens de Belgische rechtspraak sprake wanneer aan volgende voorwaarden werd voldaan:
- de parodie moet zelf een origineel werk zijn, dat nieuwe, creatieve elementen aan een bestaand werk toevoegt;
- de parodie moet een humoristisch of ironisch karakter hebben;
- de parodie moet een vorm van kritiek of contrast bevatten op het originele werk;
- de parodie mag niet meer vormelementen overnemen dan strikt noodzakelijk is om de parodie tot stand te brengen;
- de parodie mag niet tot verwarring aanleiding geven met het oorspronkelijke werk;
- een commercieel doel mag niet louter of hoofdzakelijk aan de basis liggen van de parodie en
- de parodie mag niet gecreëerd zijn met de loutere of hoofdzakelijke intentie of met het opzet schade toe te brengen aan het oorspronkelijke werk.
Daar waar de Belgische rechter vroeger zeven voorwaarden in aanmerking nam, stelde het Europees Hof van Justitie in het arrest Deckmyn – Vandersteen van 3 september 2014 dat slechts aan twee voorwaarden moet worden voldaan opdat sprake zou zijn van parodie:
- De parodie moet duidelijk verschillen van het bestaande werk
- Er moet aan humor worden gedaan of de spot worden gedreven
Aangezien ook met de morele rechten dient rekening te worden gehouden en met de “eerlijke gebruiken” is het nog even afwachten hoe de Belgische rechters invulling geven en toepassing maken van het door het Europees Hof vastgelegde parodie-begrip in het arrest van 3 september 2014.
De aanleiding van dit arrest ontstond op de nieuwjaarsreceptie van de stad Gent. In Gent verspreidde de lokale Vlaams Belang afdeling naar aanleiding van de nieuwjaarsreceptie van de stad op 9 januari 2011 een kalender met daarop een karikatuur van de Gentse burgemeester, expliciet refererend aan het album van Suske en Wiske “De Wilde Weldoener”, waarbij Lambik vervangen werd door burgemeester Termont die kwistig geld uitstrooide (aan migrantenfamilies).
De voorzitter van de Brusselse rechtbank oordeelde dat de karikatuur van Lambik weinig originaliteit bevat en dat er te veel gelijkenissen zijn tussen het originele album van Suske en Wiske en de karikatuur van het Vlaams Belang.
Tijdens de behandeling in beroep heeft het Brusselse hof van beroep om advies gevraag aan het Europees Hof. Het hof van beroep wil graag via enkele prejudiciële vragen vernemen of de parodie een autonoom Unie-begrip is (of draagwijdte ervan in de hele Europese Unie op autonome en eenvormige wijze moet worden uitgelegd), en zo ja, aan welke voorwaarden de parodie moet voldoen. Vooral interessant is de vraag aan het Europees Hof of een parodie er moet op gericht zijn “aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt”. Op die manier werd het Europees Hof ertoe uitgenodigd om duidelijkheid te verschaffen of een parodie een kritiek moet inhouden op het oorspronkelijke werk (parodie “op”), dan wel of een parodie ook kan gebruikt worden om een kritiek op iets of iemand anders te formuleren (parodie “met”).
Het Hof van Justitie heeft zich op 3 september 2014 uitgesproken in deze zaak.
Het Hof definieert de wezenlijke kenmerken van een parodie als volgt:
- Het moet gaan om een bestaand werk dat wordt nagebootst doch met duidelijke verschillen.
- Er moet aan humor worden gedaan of de spot worden gedreven.
Volgens het Hof moet de parodie geen ander eigen oorspronkelijk karakter vertonen. Het volstaat dat er duidelijke verschillen zijn met het geparodieerde oorspronkelijke werk. Ook bronvermelding van het geparodieerde werk is niet vereist.
Bij de beoordeling van de parodie moet men nagaan of er een rechtvaardig evenwicht is bereikt tussen de belangen en de rechten van de auteurs en rechthebbenden enerzijds en de vrije meningsuiting van de persoon die zich beroept op de uitzondering van de parodie anderzijds.
Het Hof stelt vast dat indien een parodie een discriminerende boodschap bevat (bijvoorbeeld door gewone personages te vervangen door gesluierde en gekleurde figuren, met een onderliggende boodschap van vreemdelingenhaat), de houders van de rechten op het geparodieerde werk in beginsel een rechtmatig belang hebben opdat hun werk niet met deze boodschap wordt geassocieerd.
Het Hof oordeelt verder dat het aan de nationale rechter is die, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, moet oordelen of de toepassing van de uitzondering van de parodie het rechtvaardige evenwicht tussen de uiteenlopende belangen van de betrokkenen in acht neemt.
Over de finale uitkomst van deze parodiezaak betreffende de Vlaams Belang-parodie van “De Wilde Weldoener” kan dus nog niet gerapporteerd worden.
Enkele andere voorbeelden van de parodie-exceptie vind je hier:
1. Nijntje
De nabootsing van Nijntje op de cover van het tijdschrift Deng, met verwijzing naar cocaïnegebruik, werd in een vonnis van 12 mei 2005 beoordeeld als een inbreuk op de auteursrechten van Mercis BV en Dick Bruna. Het vonnis benadrukt dat er geen betwisting kan zijn over de reproductie van de figuur Nijntje: de vorm, de typische lijnvorming en het gebruik van kleuren, met name een wit hoofd met zwarte omlijning op een felkleurige achtergrond. Vastgesteld wordt dat er aan deze reproductie slechts twee minimale elementen zijn toegevoegd, namelijk een rode druppel en een subtiel lijntje. Om van een parodie te kunnen spreken moet sprake zijn van een “boertige nabootsing of een povere zwakke nabootsing”, waarbij essentieel is dat het oorspronkelijke werk niet volledig conform wordt weergegeven. Er moet dus minstens sprake zijn van een vervormde weergave van het oorspronkelijke werk, waarbij “de kenmerken van het oorspronkelijke werk dienen beperkt te blijven tot de elementen die noodzakelijk zijn om te kunnen parodiëren”. Aan deze basisvoorwaarde is in voorliggende zaak niet voldaan.
Het vonnis verduidelijkt dat de uitzondering van de parodie in het auteursrecht “beperkt is tot het vervormd weergeven van het oorspronkelijk werk”, maar dat men “een beschermd werk niet mag gebruiken om andere dingen te parodiëren, zeker niet zonder dat werk duidelijk te onderscheiden van het origineel”. Het gebruik van het onschuldige figuurtje Nijntje, als symbool in confrontatie met het druggebruik in de maatschappij, is volgens de rechter geen parodie, pastiche of karikatuur, “maar het gebruik van een beschermd beeld om de aandacht te trekken en dus met als voornaamste doel een commercieel gebruik, wat zeker niet kan zonder voorafgaandelijke toestemming van de auteur en de houder van auteursrechten”.
Het vonnis voegt er nog aan toe dat door dit gebruik van de figuur Nijntje de rechten van de eisende partij zeker geschaad zijn. Er is overigens niet enkel een schending vastgesteld van het reproductierecht en publiek mededelingsrecht van Dick Bruna, ook diens morele rechten zijn geschaad, m.n. “door de associatie van zijn schepping met druggebruik en de publicatie op grote schaal van Nijntje als druggebruiker”.
De auteursrechtinbreuk en het verspreidingsverbod van de ongeoorloofde parodie van Nijntje op de Deng-cover is bevestigd in een arrest van het hof van beroep te Antwerpen, helemaal in lijn met het vonnis. Het hof benadrukt dat de grafische voorstelling van het konijn op de gewraakte cover onvoldoende verschilt van het origineel van Dick Bruna en zelf geen blijk geeft van voldoende originaliteit. Het gaat om een “slaafse” reproductie, de exacte verhoudingen zijn behouden, er is de typische wijze van aanduiding van mond en ogen, de dikte van de gebruikte lijnen is dezelfde en er zijn identieke felle contrasterende kleuren gebruikt. De minimale toevoegingen (het lijntje cocaïne en de bloeddruppel) zijn onvoldoende om aan de cover van Deng de vereiste originaliteit te verschaffen. Het hof bevestigt het stakingsbevel. Naast de inbreuk op de materiële rechten van Bruna (reproductie, publieke mededeling) stelt het hof ook de inbreuk vast op diens morele rechten.
2. Kuifje
Interessant en ook wel heel bijzonder is het arrest van het hof van beroep te Brussel van 14 juni 2007 in de zaak Ole Ahlberg tegen Moulinsart/Rodwell en Herscovici in verband met de parodie op werken van Hergé (Kuifje) en op een werk van Magritte. Het hof is van oordeel dat de Deense kunstenaar zich op het auteursrecht kan baseren en de parodie-exceptie kan inroepen om een einde te doen stellen aan de acties van de auteursrechthebbenden Hergé/Magritte die zich verzetten tegen de expositie van enkele werken van Ahlberg in Brussel, werken die zij beschouwen als inbreuk op het auteursrecht van Hergé en Magritte. Het arrest geeft op een eigen wijze invulling aan de parodie-exceptie, waarbij vooral opvalt dat het niet als een strikte vereiste wordt gesteld dat de parodie een expliciete kritiek bevat of de spot drijft met een bestaand werk.
Het Hof van Cassatie vernietigde op 18 juni 2010 het arrest van het hof van beroep van Brussel. Het Hof van Cassatie vindt dat het hof van beroep niet voldoende duidelijk heeft gemaakt dat Moulinsart en co. een inbreuk hebben gepleegd op het auteursrecht van Ahlberg, en waarom die een beroep kon doen op de stakingsvordering tegen stopzetting van inbreuken op het auteursrecht. Het cassatiearrest geeft evenwel geen verder uitsluitsel over de vraag of het hof van beroep nu wel of niet terecht geoordeeld heeft dat de schilderijen van Ahlberg als een legitieme parodie kunnen worden beschouwd. De zaak is doorverwezen naar het hof van beroep in Luik.
3. Lucky Luke
In 2011 werden zowel Lijst Dedecker als het Vlaams Belang veroordeeld voor het ontoelaatbaar gebruik van een auteurswerk. Beide partijen meenden zich nochtans te kunnen beroepen op de parodie-exceptie maar de rechters waren van oordeel dat het niet om een legitieme parodie ging. Jean-Marie Dedecker baseerde zich voor zijn politieke campagne in 2007 op de figuren Lucky Luke en de Daltons. Op de betwiste spotprent is de LDD-kopman te zien als Lucky Luke en geven zijn politieke rivalen gestalte aan de Daltons. De erfgenamen eisten daarop de stopzetting van het ongeoorloofd gebruik van het werk van Morris, de auteur van Lucky Luke.
LDD beriep zich vervolgens op de parodie-exceptie. De rechtbank van eerste aanleg te Brugge oordeelde dat de betwiste publicatie effectief een toelaatbare parodie was. In een arrest van het hof van beroep van Gent wordt die bevinding echter van tafel geveegd. Volgens het hof werd in casu niet voldaan aan de voorwaarde die stelt dat er een element van kritiek op of contrast met het originele werk moet zijn. Integendeel, de betwiste tekening haakt aan bij het succes van de stripfiguren Lucky Luke en de Daltons en neemt het imago dat deze stripfiguren uitstralen over.
4. Pieter Aspe
Het hof van beroep in Gent oordeelde dat een verkiezingspamflet met een parodie van een foto van Pieter Aspe geen inbreuk was op het auteursrecht. Eerder had de voorzitter van de rechtbank nochtans geoordeeld dat het Blankenbergse politieke kartel Dwars Groen, met de parodie van de foto van Aspe als voormalig Open VLD-politicus, een inbreuk had gepleegd op zowel het portretrecht van Aspe als op het auteursrecht van de maker van de foto. In de zaak Dwars Groen tegen Aspe motiveert het hof van beroep evenwel omstandig waarom de parodie-montage van Dwars Groen aan alle kenmerken van de parodie voldoet en bovendien ook binnen het kader blijft van de eerlijke gebruiken.
Het hof van beroep te Gent komt aan de politieke parodie tegemoet als een vorm van legitieme nabootsing en vervorming van een bestaand auteurswerk, hier als onderdeel van een politieke polemiek in een verkiezingsperiode. Het hof maakt duidelijk dat het auteursrecht en de ermee verbonden morele rechten van de auteur van het originele werk niet te ver mogen doorschieten bij het toepassen van de parodie-exceptie in deze context.
Het hof komt tot de conclusie dat de parodie met een foto als onderdeel van een verkiezingsfolder van het politieke kartel Dwars Groen geen inbreuk pleegt op de rechten van de fotograaf die eerder in opdracht van Open VLD een foto nam van Pieter Aspe, een foto die werd gebruikt voor een verkiezingskalender met mogelijke kandidaten voor de verkiezingen in 2012. Een essentiële overweging van het hof is dat de parodie van Dwars Groen kritiek levert “op het beleid en/of het voorgestelde beleid en/of de verkiezingspropaganda van de Open VLD in Blankenberge” en dat de parodie minstens de bedoeling laat blijken kritiek te willen uiten. Het hof vindt dus in tegenstelling tot de eerste rechter, dat van een inbreuk op het auteursrecht geen sprake is.
Kosteloze uitvoeringen op een publiek examen
Wanneer de uitvoering kosteloos is en het doel van de uitvoering niet het werk zelf is, maar het beoordelen van de uitvoerder of de uitvoerders ervan én de uitvoering geschiedt tijdens een publiek examen, met het oog op het verlenen van een kwalificatiegetuigschrift, diploma of titel binnen een erkende onderwijsvorm, dan is de toestemming van de auteur of de rechthebbende niet vereist. Bijvoorbeeld de uitvoering van een muziekstuk tijdens examen viool in het muziekonderwijs.
Reproductie door bibliotheken, archieven, instellingen of musea
Bibliotheken, musea en archieven (waaronder het Koninklijk Belgisch Filmarchief) moeten geen toestemming vragen aan de rechthebbenden om de werken te bewaren.
De reproductie moet wel beperkt zijn tot een aantal kopieën, bepaald in functie van en gerechtvaardigd door het voor de bewaring van het culturele en wetenschappelijke patrimonium gestelde doel, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, musea of door archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven. Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de normale exploitatie van het werk, noch onredelijke schade worden berokkend aan de wettige belangen van de auteur. Hiermee krijgen bibliotheken de mogelijkheid om problemen op te vangen die verband houden met beschadiging of veroudering van de dragers van werken.
Het commercialiseren van deze kopieën of het gebruik van deze kopieën voor publicitaire doeleinden is verboden. De materialen die aldus worden vervaardigd blijven eigendom van deze instellingen, die zichzelf ieder commercieel of winstgevend gebruik ervan ontzeggen. De auteur kan hiertoe toegang krijgen, onder strikte inachtneming van de bewaring van het werk en tegen een billijke vergoeding van het werk verricht door deze instellingen.
Tijdelijke opnamen door omroeporganisaties
Tijdelijke opnamen van werken, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen, met inbegrip van de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties, ten behoeve van eigen uitzendingen wordt toegestaan.
Uiteraard hebben omroeporganisaties wel de toestemming nodig voor het uitzenden van de opnamen.
Reproductie en mededeling voor gehandicapten
De reproductie en mededeling aan het publiek van werken ten behoeve van mensen met een handicap, die rechtstreeks met deze handicap verband houden en van niet-commerciële aard zijn en in de mate het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, wordt toegestaan, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur.
Deze uitzondering is bedoeld voor mensen die door een handicap worden belemmerd om van de werken zelf gebruik te maken en met bijzondere aandacht voor een toegankelijk formaat, bijvoorbeeld reproducties van boeken in een groter lettertype of naar brailleschrift voor slechtzienden.
Reproductie en mededeling voor reclamedoeleinden
De reproductie en de mededeling aan het publiek voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van artistieke werken is toegelaten, in de mate het noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik.
Deze uitzondering laat veilingzalen of musea toe om affiches of reclameblaadjes (on line of off line) te verspreiden waarop hun verkopen of tentoonstellingen worden meegedeeld.
Een ander commercieel gebruik, zoals bijvoorbeeld catalogi, is niet toegelaten.
Reproductie van uitzendingen voor gevangenissen, ziekenhuizen en instellingen
De reproductie van uitzendingen door erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugd- of gehandicaptenzorg wordt toegelaten, in de mate deze instellingen geen winstoogmerk nastreven en deze reproductie voorbehouden is voor het exclusieve gebruik van de daar verblijvende natuurlijke personen.
Tegenover deze uitzondering staat een vergoedingsrecht voor de rechthebbenden. Deze vergoeding wordt gekoppeld aan de vergoedingsregeling voor de privékopie, maar momenteel is deze nieuwe vergoedingsregeling nog niet in werking getreden.
Uitzonderingen voor databanken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek
De auteurs van auteursrechtelijk beschermde databanken kunnen zich tegen bepaalde soorten gebruik niet verzetten.
Onder de uitzonderingen van de databanken bevinden zich bijvoorbeeld het gebruik van databanken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek.
Openbare uitlening
Er is geen voorafgaande toestemming vereist, maar er moet wel een vergoeding betaald worden als de uitlening geschiedt:
- Met educatief of cultureel doel;
- Door een instelling met dat doel door de overheid opgericht of erkend.
Het leenrecht geldt voor volgende categorieën van werken:
- Werken van letterkunde, databanken, foto’s en muziekpartituren;
- Geluids- en audiovisuele werken, maar pas na een periode van twee maanden na de release, de eerste verspreiding van het werk onder het publiek.
Diegenen die recht hebben op een vergoeding van het leenrecht zijn:
- Auteurs (70 %) en uitgevers (30 %) van werken van letterkunde, databanken, foto’s en muziekwerken;
- Auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten voor geluids-en audiovisuele werken (elk 1/3de).
Het KB van 25 april 2004 regelt de modaliteiten van de vergoeding in het geval van openbare uitlening (KB van 25 april 2004 betreffende de vergoedingsrechten voor openbare uitlening van de auteurs, vertolkende of uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en producenten van eerste vastleggingen van films, BS 14 mei 2004). Dit KB bepaalt als vergoeding een forfaitair bedrag van 1 euro per jaar en per volwassen persoon en een forfaitair bedrag van 0,50 euro per jaar en per minderjarig persoon, indien hij tenminste één uitlening heeft genoten in het voorbije jaar. Personen die in meer dan één uitleeninstelling zijn ingeschreven, moeten deze vergoeding slechts één maal betalen. Onderwijsbibliotheken, bibliotheken van wetenschappelijke onderzoeksinstellingen of zorginstellingen, en officiële erkende instellingen ten behoeve van blinden, slechtzienden, doven en slechthorenden zijn vrijgesteld van betaling.
De vergoeding wordt geïnd door Reprobel, die daartoe een akkoord heeft gesloten met Auvibel, teneinde representatief te zijn (KB van 7 april 2005 tot het belasten van een vennootschap met de inning en de verdeling van de vergoeding voor openbare uitlening, BS 13 april 2005).
Het KB van 13 december 2012 wijzigt de voorwaarden voor de “billijke vergoeding” in geval van openbare uitlening en stelt twee criteria voorop:
- De beschikbare collectie van de bibliotheken. Dit is een nieuw criterium;
- Het aantal uitleningen. Dit criterium vervangt het criterium van het aantal ingeschreven leners uit het oude K.B. van 2004. Het geeft een objectiever vergoedingsbasis aan de rechthebbenden voor de ontleningen op basis van de opgelegde wettelijke licentie. Ondanks aandringen van de rechthebbenden zijn verlengingen volgens het KB geen ontlening.
Reproductie en mededeling van werken die permanent in openbare plaatsen worden geplaatst (panoramavrijheid)
Sinds 15 juli 2016 (wet van 27 juni 2016 tot wijziging van het Wetboek Economisch Recht) is het toegestaan reproducties te maken, zoals het nemen van foto’s, en te verspreiden van auteursrechtelijk beschermde werken die zich permanent in de openbare ruimte bevinden, zoals gebouwen en werken van beeldende of grafische kunst.
Aan deze uitzondering op het auteursrecht zijn een aantal voorwaarden verbonden:
- De werken die gereproduceerd mogen worden, moeten op geoorloofde wijze openbaar gemaakt zijn.
- De werken die gereproduceerd mogen worden, zijn werken van beeldende, grafische of bouwkundige kunst. Straatmuziek valt bijvoorbeeld niet onder deze uitzondering.
- Het werk moet gemaakt zijn om permanent in het openbare domein geplaatst te worden. Het moet dus gaan om straten en pleinen die permanent bereikbaar zijn. Werken die in musea met sluitingsuren, in privébezit of tijdelijk worden tentoongesteld, blijven beschermd en vallen dus niet onder deze uitzondering.
- De reproductie van het werk moet gebeuren zoals het zich daar bevindt. Het werk moet worden afgebeeld binnen zijn huidige omgeving en mag dus niet bewerkt worden door het bijvoorbeeld in een andere context te plaatsen.
- De reproductie mag geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en geen schade toebrengen aan de auteur. Hiermee doelt de wetgever voornamelijk op de uitsluiting van elk direct of indirect commercieel gebruik. Postkaarten van het Atomium, een fotoboek van het MAS of bierviltjes van de Dikke Mathilde uitbrengen zonder toestemming is dus verboden.
- De morele rechten van de auteur dienen steeds gerespecteerd te worden. Zo dient u de naam van de auteur te vermelden als u een foto post.